Over het onderscheidend vermogen van merken

Over het onderscheidend vermogen van merken

Vaak kiest een deposant van een merk voor een teken dat qua betekenis zo dicht mogelijk aanleunt bij de desbetreffende waren en/of diensten (waarvoor zich overigens een precieze omschrijving opdringt). Het gevaar bestaat echter dat het merkenbureau zal overgaan tot een weigering op basis van de zogenaamde ‘absolute gronden’. Dit hoeft echter niet fataal te zijn. Mits het voeren van een goed verweer zou het immers mogelijk kunnen zijn om het bureau op andere gedachten te brengen.

Scroll

Waar gaat dit nu concreet over?

Wel, een teken dient onderscheidend vermogen te bezitten en daarnaast mag het niet beschrijvend zijn in relatie tot de desbetreffende waren en/of diensten. Kort gesteld komt het er dus op neer dat het relevante publiek in staat zal moeten zijn om op basis van het teken de waren en/of diensten te identificeren als zijnde afkomstig van een bepaalde partij. Daarnaast mag het teken geen aanduiding vormen van onder meer de kenmerken van de waren en/of diensten.

Geen constante

Het onderscheidend vermogen van een merk is alleszins geen constant gegeven. Zo kan een initieel eerder zwak merk of een merk met een normaal onderscheidend vermogen door het intensief gebruik ervan een verhoogd onderscheidend vermogen verkrijgen (en dus ook een ruimere beschermingsomvang genieten). 
Het succes van een merk kan echter ook negatieve keerzijde hebben. Zo dreigt het risico dat het merk een generieke term wordt. Denk maar aan de term ‘aspirine’. We spreken trouwens ook over ‘googlen’, eerder dan over ‘op het net zoeken’.
Vanuit die optiek is het aangewezen om dit risico te proberen ondermijnen, door onder meer tot een depot over te gaan en de rechten daarna ook effectief af te dwingen. Zeker even belangrijk is om het merk zelf op een ‘correcte’ wijze te gebruiken, dus ter onderscheiding van de waren en/of diensten en door het product afzonderlijk te vermelden. 

Geschreven door

Handtekening Matthias Machtelinckx
logo logo